zondag 19 mei 2013

Kalifaat in de Schilderswijk; een episode van de serie Homeland

In Syrië woedt een hevige burgeroorlog. In Syrië heeft de oorlog meer dan 80.000 mensen het leven gekost. In Syrië maakt Al Nusra gebruik van de kwetsbaarheid van mensen en roept op tot de stichting van een kalifaat. Een echte oorlog zonder perspectief, afschuwelijk menselijk leed en radicale milities. Toch was het voor Trouw de gewoonste zaak van de wereld om te spreken over een kalifaat in Nederland. In de Haagse Schilderswijk om precies te zijn. Alsof we in een episode van de serie Homeland waren beland. De kop was effectief en Nederland stond weer even op zijn achterste benen. Hoe woorden worden uitgehold en we over gaan tot de orde van de dag. 

Wie het eerste in de Schilderswijk is, moeten leden van de Gemeenteraad van Den Haag hebben gedacht. Nog voor de PVV leider, die zo snel als het kon moord en brand schreeuwden, een bezoek aankondigde en zijn gelijk bij elkaar kraaide.

De Haagse raadsleden concludeerden wel erg snel na hun bliksembezoek aan de buurt dat er geen sharia is. Ook Hadj Van Doorn roerde zich en nam het op voor de Assoenah moskee: Als er één moskee is die zich inzet tégen radicalisering is het de Assoenah wel, twitterde de oud-PVV politicus. Oke, er is geen sharia, maar wat dan wel?!

Tussen de regels door in het Trouw-artikel lezen we dat het gaat om een vergeten driehoek bij de stadsvernieuwing. Inmiddels ook wel bekend als de shariadriehoek. Vrij stuitend zou je denken. Toch was het niet goed genoeg voor een kop. Misschien omdat niemand het dan leest. Misschien nog wel belangrijker is dat we tot op heden niets hebben gehoord van de landelijke of  lokale politici, dat het toch wel heel gek is: onder je neus een gebied vergeten bij stadsvernieuwing. 

“Rechtstaat en grondrechten voor allen in NL, dit kan dus niet. Als je wijk verandert in een 'klein kalifaat' “, twitterde een Kamerlid van de PVDA. Ik zou zeggen ga je gang. Immers de bewoners van Schilderswijk hebben ook grondrechten: Stroop je mouwen op, knap die oude portiekwoningen op,  bestrijd schooluitval en werkeloosheid, biedt kansen en perspectief, bestrijdt ronselaars voor jihadisme (als ze er zijn) en investeer in sociale veiligheid. 













donderdag 16 mei 2013

Les Chevaux de Dieu; een film van Nabil Aayouch


Les Chevaux de Dieu; een film van Nabil Aayouch


Wat weten we eigenlijk van de aanslagen van 2003 in Casablanca? De aanslagen zijn gepleegd door 14 terroristen. Twee restaurants, een café, een hotel en een joodse begraafplaats werden geraakt. 30 doden en honderden gewonden. Casablanca was in shock. De daaropvolgende campagne “Touche pas a mon pays” gaf uiting aan de woede en angst van de Marokkaanse bevolking. Later dat jaar, toen ik Casablanca bezocht, zag ik de posters overal hangen; er was een klopjacht gaande op de (nog levende) aanslagplegers en hun helpers. De gebouwen en straten waren inmiddels hersteld en het leven in Casablanca leek gewoon weer door te gaan. Maar wat weten we over de daders, waar komen ze vandaan en wat heeft ze aangezet tot die aanslagen op die 16e mei in 2003?

De film Le Chevaux de Dieu van Nabil Aayouch gaat in op de sociale achtergronden van de daders en hun motieven. De film, gebaseerd op de roman Les etoiles de Sidi Moumen van Mahi Binebine, brengt ons naar de sloppenwijk Sidi Moumen in Casablanca en laat ons kennis maken met het leven in de sloppenwijk lang voor de aanslagen van 16 mei 2003.

Welkom in de wereld van Sidi Moumen!
De eerste scene is gelijk een wervelwind van kleurrijke Marokkaanse straattaal en zwierige personages. We maken kennis met een hele jonge Yachine: "Kom maar op, ik naai je in je kont" schreeuwt hij tegen zijn tegenstander op het voetbalveld. Zijn beste vrienden Nabil en Fouad willen de bal naar hem spelen. Ze raken beland in een grote vechtpartij en worden omvergelopen. Dan verschijnt daar opeens Hamid, de oudere broer van Yachine. Zwaaiend met een dikke zware ketting in zijn hand roept hij tegen zijn jongere broertje en zijn vrienden: "Rennen jongens, ik pak die honden wel!"

De broers, Hamid en Yachine leven met hun moeder en psychotische broer in een benauwd en klein krot. Centraal in de kleine huiskamer is de tv en schotelantenne, vooral als de razend populaire Mexicaanse serie Guadeloupe aanstaat. Fouad is de helft van de tijd stoned van het lijmsnuiven en overal waar Yachine is, volgt Nabil. Hij heeft meisjesachtige trekjes en lijkt het meest kwetsbare van het stel.

Met de begrafenis van Hassan II in 1999, laat de film zien dat de wereld verandert, behalve de wereld van Sidi Moumen. Eén ding misschien: De beruchte keiharde politiecommissaris, bijgenaamd de Pitbull, wordt overgeplaatst. Maar dat is dan ook het enige wat er verandert in de levens van de inmiddels oudere jongens. Er is geen andere wereld dan de sloppenwijk en er is geen enkel perspectief op een beter leven. Geweld, verbaal, fysiek of seksueel, is dichtbij en altijd aanwezig, net als de stank van de sloppenwijk. De jongens ontsnappen er niet aan.

Hamid is de leider van het stel. Als hij de gevangenis in moet, zien we Yachine worstelen met de afwezigheid van zijn oudere broer. Zijn moeder laat niet na om bij het minste of geringste te laten blijken dat Hamid haar lievelingszoon is. Als Yachine zijn steentje wil bijdragen aan het huishouden komt hij een hopeloze jungle terecht. ‘Sinds wanneer zijn de sinaasappels duurder geworden?’ vraagt hij aan de verkoper. ‘Sinds je broer vast zit in de gevangenis! Nou oprotten, hoerenzoon.’

Welkom broeders, u bent thuis!
Alles verandert wanneer Hamid terugkeert uit de gevangenis. Hij is bekeerd tot de orthodoxe islam en lid geworden van een religieuze broederschap onder leiding van een Emir. Yachine en zijn vrienden moeten in eerste instantie niets hebben van het broederschap. Totdat ze in de problemen komen en hulp krijgen van het broederschap. Als ze voor de eerste keer bij de Emir zijn, lijken ze te zijn beland in een ander universum. Er staat een boekenkast gevuld met (religieuze) boeken, het is schoon en de eerste woorden van de Emir zijn: "Welkom broeders, u bent thuis!" (Intellectuele) Armoede, uitsluiting en wanhoop in het leven van de jongens maken plaats voor orde, broederschap en het gevoel er toe te doen. De spanning loopt op als blijkt dat de orthodoxie verder gaat en ze worden “uitverkoren” om over te gaan tot de heilige Jihad. De twijfel is tot op het laatste moment voelbaar en indringend. De beelden van de aanslag zijn dramatisch.

Geen Slumdog Millionair fabel
Regisseur Nabil Aayouch krijgt het voor elkaar: de film brengt de personages niet terug tot ‘slachtoffer’ of ‘dader’, maar brengt ze authentiek en indringend in beeld.
Eerder maakte Nabil Aayouch de film Ali Zaoua; prince de la rue. Een film over een groep straatjongens in Casablanca. Het lukte Aayouch in deze film om jongens die hij van de straat had geplukt, overtuigend te laten acteren. Met de film Chevaux de Dieu doet Nabil Aayouch het opnieuw en met succes. De film draaide in het filmfestival Cannes in de categorie Un certain regard.

De kleurrijke Marokkaanse taal, harde humor en volksaard werken aan het begin van de film aanstekelijk. Met name als je als kijker de Marokkaanse taal beheerst. Het is ruig en verre van beschaafd, tegelijkertijd pretenderen de personages dat ook niet te zijn. De film neemt de tijd. Je leert de jongens kennen met hun dromen en de wil om te overleven. Het enige wat ze hebben is hun gevoel voor humor, creativiteit en hun vuisten.
De kinderlijke onschuld van de jongens verdwijnt naarmate de film vorderde. Dit is geen Slumdog Millionair fabel. Het is de keiharde realiteit van jongens met een hopeloos armoedig leven zonder vooruitgang. Daarbovenop komen via radio en tv beelden binnen van een veranderende wereld ten aanzien van moslims en de Arabische wereld. Voldoende grond voor het extremisme, dat langzaam om zich heen grijpt en gebruik maakt van de kwetsbare situatie van mensen. De kroeg staat niet meer centraal in Sidi Moumen, maar de moskee. De sluiers domineren langzaamaan het straatbeeld en daar waar de cheicha’s (volkszangeressen) onderdeel waren van de volkcultuur, worden die vrouwen nu geweerd.

Als kijker weet je dat de aanslagen zullen plaatsvinden en toch blijf je hopen dat de inmiddels ontstane twijfel bij de oudere broer Hicham de overhand krijgt.
Dat gebeurt niet. De druk en spanning nemen toe.. De jongens krijgen te horen dat er geen weg meer terug is. Onschuldige mensen drinken een glas en luisteren naar muziek in Casa Espagna. De bommen gaan af. De camera neemt langzaam afstand en filmt in panorama de stad Casablanca en de sloppenwijk Sidi Moumen. We zien een volgende generatie arme jonge sloebers voetballen naast hun sloppenwijk, zij schrikken van de bommen, kijken op, hun bal verdwijnt in een diep ravijn. Een kloof, diep en groot, die de sloppenwijk mijlenver scheidt van de stad.

De film is onder andere te zien in Rialto tijdens het filmfestival Cinema Arabe.

.




maandag 2 april 2012

Recht op onderwijs, een kwestie van mensenrechten.

Onderwijs is een recht. Toch zijn er jongeren in Amsterdam die hun opleiding niet kunnen afronden. Niet omdat ze onvoldoendes halen, maar omdat ze geen stage mogen lopen. Het gaat hier om ongedocumenteerde jongeren en volgens een vreemde redenering ziet het kabinet stage als werk. Het gevolg geen stage = geen diploma.

Kelvin is Surinaams. Hij is in Nederland in afwachting van zijn papieren op basis van medische gronden. Kelvin haalt goede cijfers en doet het goed op school. Tot hij zoek ging naar een stage. Wat bleek? Voor het volgen van stage moet hij een verblijfsvergunning hebben. En die heeft hij niet want is Kelvin is hier vanwege medische gronden en in afwachting van zijn procedure.

Deze zaak kreeg voor het eerst landelijk bekendheid in de uitzending  van de Ombudsman. Kelvin is niet de enige. Er zijn in Nederland honderden ongedocumenteerden jongeren die geen diploma kunnen halen omdat ze geen stage mogen volgen. Voor precies dat stukje geldt de Wet Arbeid Vreemdelingen en voor dat stukje moet je een werkvergunning hebben.

Een ieder heeft recht op onderwijs, alsmede op toegang tot beroepsopleiding en bijscholing, zeggen niet alleen internationale verdragen, het staat ook in de Nederlandse Grondwet, ook als je ongedocumenteerd bent. Sterker nog, je bent in overtreding als je niet naar school gaat.

Terecht zegt de Tweede Kamer dat het anders moet. Een aangenomen motie (van CDA en GroenLinks), roept het Kabinet op om het voor deze groep jongeren mogelijk te maken hun beroepsopleiding af te ronden met een diploma. Een stage is onderdeel van het curriculum. Het gebrek aan stage-ervaring doet afbreuk aan de waarde van het diploma en dat heeft gevolgen voor hun toekomst hier of elders

Toch vindt het Kabinet dat het in strijd is met de geest van het regeerakkoord, waarin staat dat illegaliteit strafbaar moet worden gesteld.

Het is absurd om te zien hoe hier in dienst van een regeerakkoord wordt gemarchandeerd met basale rechten zoals toegang tot onderwijs. Op initiatief van GroenLinks Amsterdam heeft de wethouder voor Onderwijs L. Asscher een mooie strakke brief geschreven aan de Tweede Kamer. Vanuit zijn portefeuille en namens het College van B&W maakt hij zich zorgen over dit probleem en vindt hij dat het anders kan en moet.

Komende woensdag zal GroenLinks er voor pleiten dat de gemeente Amsterdam het goede voorbeeld gaat geven. Ik stel voor dat de gemeentelijke instellingen voortaan bij het aannemen van stagiair (m/v) het wel of niet in het bezit zijn van een verblijfsvergunning buiten beschouwing laten.

Immers, regeerakkoorden komen en gaan. Kinderrechten zijn onvervreemdbaar, ondeelbaar en universeel.

dinsdag 17 januari 2012

GroenLinks Amsterdam wil actie gemeente tegen Islamofobie

Klik hier voor het persbericht
Schriftelijke vragen van de raadsleden mevrouw Ulichki en mevrouw Van Doorninck (beiden GroenLinks) inzake Islamofobie en discriminatie

Aan het college van burgemeester en wethouders

Inleiding.
Op 13 januari zijn in Amsterdam de resultaten gepubliceerd van het onderzoek Islamofobie en discriminatie . Het onderzoek gaat in op politieke en publieke uitingen van islamofobie en discriminatie, de aard en omvang van geweldsuitingen tegen moskeeën tussen 2005 en 2010 en de rol van internet.
Uit dit onderzoek blijkt dat in de periode 2005-2010, landelijk, 117 geregistreerde geweldacties tegen moskeeën plaatsvond. Met name in de vorm van bekladdingen, vernieling en brandstichting.
Naar aanleiding van het onderzoek Islamofobie en discriminatie sprak het radioprogramma Argos met verschillende onderzoekers en (bezoekers van) moskeeën. Daaruit blijkt dat geweldsincidenten relatief veel vaker voorkomen in kleinere steden en gemeenten dan in grotere steden. Maar lang niet alle incidenten worden gemeld. De voorzitter van de Unie van Marokkaanse Moskeeorganisaties in Nederland (UMMON) in Amsterdam spreekt van acceptatie van verharding, het hoort erbij en de politie kan er waarschijnlijk niets aan doen.
GroenLinks staat voor een eerlijke en sociale samenleving en maakt zich sterk tegen elke vorm van discriminatie en geweld. Geweldsacties tegen alle gebedshuizen en burgers vanwege hun religie is onacceptabel en dient te worden verbannen.
Gezien het vorenstaande heeft ondergetekende de eer, namens de fractie van GroenLinks, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen te stellen:

1. Is het college van B&W bekend met de publicatie Islamofobie en discriminatie?
2. Kan het college inzichtelijk maken hoe vaak islamofoob geweld tegen moskeeën en burgers plaatsvinden in Amsterdam? Zo nee, bent u bereid nader onderzoek te doen?
3. Is het college bekend met het signaal van de voorzitter van de UMMON dat veel incidenten niet worden gemeld, zijn er meer van dergelijke signalen en op welke manier gaat het college daar mee om?
4. Hoe gaat het college moslimorganisaties en moskeen stimuleren alle incidenten melden zodat gemeente en politie kunnen optreden?
5. Deelt u de mening van GroenLinks Amsterdam dat onder andere naamsbekendheid en toegankelijkheid van Anti Discriminatie Bureau Amsterdam van groot belang is om de meldingsbereidheid te stimuleren? Zo ja, op welke manier wordt hier vorm aan gegeven?
6. Uit het onderzoek blijkt dat 99 van de 117 geweldsdelicten tegen moskeeën, de daders niet bekend zijn. Hoe hoog is het opsporingspercentage in Amsterdam bij meldingen van islamofoob geweld tegen moskeeën en burgers?
7. Deelt u de mening van GroenLinks Amsterdam dat effectieve opsporing en vervolging van essentieel belang is en dat het van belang is om succesvolle zaken aan het publiek te laten zien?
8. Bestrijding discriminatie is een prioriteit van de gemeente Amsterdam. Hoe geeft het college vorm aan bestrijding Islamofobie?
9. Bent u het met GroenLinks Amsterdam eens dat het probleem van islamofobie om een breed maatschappelijk debat vraagt? Bent u bereid om in het kader van hoffelijkheid en burgerschap, samen met anderen dit debat te stimuleren? En tenslotte welke rol ziet het college voor zichzelf in dit debat?
Het lid van de gemeenteraad,

F. Ulichki
G.A.M. van Doorninck

Blogarchief